Tekst (Latijn-Nederlands)
Triplum | Hoogste bovenstem |
Christe, qui lux es et dies fideliumque requies, nos visita. Tu furoris temperies, tu dulcoris planities nunc excita posse tuum. Precipita depredantes qui nos ita vituperant. Sicut per te fuit vita patribus nostris reddita qui tunc erant nec tueri se poterant, sed ad te reclamaverant. | Christus, Gij die het licht zijt en de dag, die gelovigen rust schenkt, kom naar ons toe. Gij, die razernij tempert die zoetheid vereffent, ontketen nu uw kracht. Breng de plunderaars ten val die ons belasteren . Zoals door U het leven aan onze vaderen werd teruggegeven, die – in hun tijd- zichzelf niet konden beschermen, maar tot U riepen. |
Deus fortis, sic cave ne nos atterant qui nos in guerris lacerant nunc subortis, et adire nexu mortis, cujus sumus jam in portis, nos protegas. Gentem serves tue sortis. Tui fratris ac consortis Causam regas. Qui malos a te segregas nec justis opem denegas, legislator, proditores nunc detegas horumque visum contegas. | Sterke God, waak over ons, dat zij ons niet onder de voet lopen, die ons verscheuren in de oorlogen die nu uitgebroken zijn, en tegen de greep van de wrede dood, in welks voorportaal wij reeds zijn. bescherm ons. Bewaar het het volk van uw erfdeel . En de zaak van uw uitverkoren broeder, behartig die. Gij, die de slechten van U verwijdert en de rechtvaardigen geen hulp ontzegt, wetgever, Ontmasker de verraders en verduister hun blik. |
Consolator, Danielis visitator puerorumque salvator in fornace, per Abacuc confortator, sis pro nobis preliator et dimittas nos in pace. | Trooster, die Daniel bezocht en de jongens in de vuuroven redde, die middels Habakuk bemoedigt : Wees onze voorvechter en laat ons heengaan in vrede. |
Duplum (Motetus) | Bovenstem |
Veni, creator spiritus flentium audi gemitus, quos nequiter gens misera destruit. Veni, propera. Jam nostra virtus deficit nec os humanum sufficit ad narrandum obprobria que nobis dant vecordia, divisio, cupiditas fideliumque raritas. Unde flentes ignoramus quid agere debeamus. Circumdant nos inimici, sed et nostri domestici conversi sunt in predones: leopardi et leones, lupi, milvi et aquile, rapiunt omne reptile. Consumunt nos carbunculi. Ad te nostri sunt oculi. Perde gentem hanc rapacem, Jhesu, redemptor seculi, et da nobis tuam pacem. | Kom, schepper geest, hoor hen die zuchten en wenen, omdat ze op kwaadaardige wijze door een ellendig volk te gronde worden gericht. Kom, haast U. Onze kracht neemt al af en geen mensenmond is in staat de schanddaden vertellen ons aangedaan door de waanzin, de verdeeldheid, de hebzucht, het gebrek aan betrouwbare mensen. Daarom wenen wij en wij weten niet wat we moeten doen. We zijn omringd door vijanden, en zelfs onze eigen huistgenoten zijn veranderd in roofdieren: Luipaarden en leeuwen, wolven, wouwen en adelaars, grijpen alles wat rondkruipt. Zweren verteren ons. Op U zijn onze ogen gericht. Vernietig dit roofzuchtig volk, Jezus, verlosser van de wereld, en geef ons uw vrede. |
Tenor (2-stemmig) | Dragende stem |
Tribulatio proxima est et non est qui adjuvet. | De nood is hoog, en er is niemand die kan/zal helpen. |
Toelichting en achtergrond, Machaut in Reims
Oorlog-Vredesmotet, waarschijnlijk gecomponeerd en uitgevoerd tijdens het beleg van Reims (1359-1360). De Engelse koning Edward III was geland in Calais en opgerukt naar de Reims, waar Machaut woonde (kanunnik van de kathedraal). In die periode was zijn naam al ruim gevestigd in Frankrijk, als dichter en als musicus/componist. Hij schreef zijn eigen teksten, zal ik maar zeggen. De teksten zijn vrije Latijnse teksten die twee bekende hymnen ‘troperen’, d.w.z. na de beginregel (Christe qui luix es et dies en Veni creator spiritus) hun eigen gang gaan. Dit ars nova motet heeft als dragende Tenor een Psalmcitaat: De nood is zeer nabij, en er is niemand die zal/kan redden Psalm 21 [22]:12. Dit is een vers uit de zeer gekende klaagpsalm die begint met “Mijn God mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?”, de ultieme verwoording van het gevoel dat een mens kan hebben, nl. dat hij door iedereen in de steek is gelaten, dat alle mensen ‘tegen hem’ zijn, en zelfs God hem is vergeten. Hij voelt zich overgeleverd aan de machten van de dood die op hem aanstormen. De wilde dieren die hem zoeken te verscheuren komen ook uit deze Psalm. Hetzelfde geldt voor de verwijzing naar de ‘voorouders’ die God hebben aangeroepen en die God heeft gered. De vijanden en verraderlijke huisgenoten, inclusief de verterende zweren (van de pest) stammen ook uit het Psalmboek. De verwijzing naar ‘Daniel in de leeuwenkuil’ en de ‘vrienden in de vuuroven’ uit het gelijknamige boek is neem ik aan wel duidelijk. Habakuk die daarna genoemd wordt als Gods werktuig waarmee hij de zijnen bemoedigt is niet zozeer een verwijzing naar het kleine profetenboek met die naam, maar naar de aan het boek Daniël toegevoegd legende ‘Bel en de draak’, waar Habakuk degene is die Daniel in de leeuwenkuil z’n middagmaal komt brengen.
Het geheel baadt in een apocalyptische sfeer en is te verstaan als één grote schreeuw om hulp, vanuit de nood. Er is echter niemand die ons kan helpen (zingt de TENOR – de dragende tekst), behalve Gij, o God. En hier is dan het beroemde Da Pacem domine… verondersteld, waarvan het tweede deel belijdt dat ‘enkel God voor ons kan strijden’. Kortom: een rijke tekst met veel bijbelse subtext, briljant getoonzet door Machaut. Elke stem heeft z’n eigen tekst. En let u maar eens op, hoe de twee bovenstemmen ook nog eens met elkaar in gesprek gaan, en zo a.h.w. weer een nieuwe tekst creëren: De hoogste stem begint met het woord ‘Christe’ van de eerste hymne, of beter: begint met een schier eindeloze reeks tonen op de ‘i’ van Christe. En dan voegt zich daar de tweede stem bij: ‘Veni‘ zingt die. Samen hoor je dan: Christe veni: Christus kom, waarmee je ook bijna letterlijk in het boek van de Apocalyps bent beland.
Jean Froissaert: Kroniek. De belegering van Reims

