Tegenbeweging (BWV 132 – Bereitet die Wege..)

Op deze tweede zondag van Advent mediteert Frans Van Looveren over de Markuslezing (waarin de roep van Johannes de Doper klinkt: ‘Bereidt de weg des Heren’.) Wat is toch eigenlijk het ‘evangelie’ en welke actie vraagt dat van ons. De meditatie wordt omgeven door twee aria’s uit BWV 132, die dezelfde tekst aan de orde stelt… Bereitet die Wege, bereitet die Bahn. Dick Wursten geeft er wat achergrond bij.

Gebed

Zal de dag nog komen,
lieve God,
dat de bergen vrede dragen,
de heuvelen gerechtigheid?
Dat al wat ademt
niet langer zucht en schreit?
Om uw schepping in nood
roepen wij U aan.

Zal de dag nog komen,
lieve God,
voor wie wakker liggen in de nacht,
verdrietig, vol van zorgen,
eenzaam en ongerust
door bange dromen?
Om uw mensen in nood
roepen wij U aan.

Zal de dag nog komen,
lieve God,
voor wie te lijden heeft
van man en macht
voor wie geen helper heeft,
niets meer verwacht?
Om wie vergeten raken
roepen wij U aan.

(Sytze de Vries)

Aria Bereitet die Wege, bereitet die Bahn (sopraan)

Deel 1. (BWV 132). Het is advent: tijd voor serieuze vragen. God komt naar ons toe, naar onze wereld. Dus dan wordt de vraag prangend: Ben je er klaar voor, om hem te ontvangen? Hoog bezoek!. Dus ga je natuurlijk gauw opruimen, schoon schip maken, rechtzetten wat krom is. De weg effenen: Bereitet die Wege, bereitet die Bahn, want Hij komt eraan!

Aria voor sopraan, strijkers, hobo, continuoBWV 132/1
Bereitet die Wege, bereitet die Bahn!
Bereitet die Wege
und machet die Stege
im Glauben und Leben
dem Höchsten ganz eben,
Messias kömmt an!
Bereid de wegen, bereid de baan!
Bereid de wegen
en maak de paden
in geloof en leven
voor de Allerhoogste geheel effen,
De Messias komt eraan!
Begin van de aria voor sopraan. Bach’s eigen handschrift. Zoals u kunt zien noemt Bach deze cantate (1715 in Weimar) ‘Concerto. Dom. Adventi 4ta. à 1 Hautbois, 2 Violini, Viola, 4 Voci. Oftewel: Concert voor 4de adventszondag voor 1 hobo, 2 violen, Violoncello en 4 stemmen. Echte ‘kamermuziek’ voor in de slotkapel (de HImmelsburg genaamd, ‘Music in the Castle of Heaven’)

Evangelielezing Marcus 1,1-8

Begin van de blijde boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God.
Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja: ‘Zie, ik zend mijn bode voor u uit die voor u de weg zal banen; een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.’ Zo trad Johannes op in de woestijn en doopte; hij preekte een doopsel van bekering tot vergiffenis van de zonden.
Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar Hem uit, en lieten zich door Hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij predikte: ‘Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.’

Bezinning: Tegenbeweging.

Toch raar dat Marcus zijn evangelie begint met de woorden ‘begin van de blijde boodschap van Jezus Christus, de zoon van God’.  Alsof een scholier die een opstel moet maken, zou beginnen met de woorden: begin van mijn opstel’.

Maar vergis u niet: in dat kleine zinnetje van Marcus een hele wereld verborgen. In zijn tijd was een evangelie (vertaling van het Griekse woord ‘eu-aggelion’) een officiële mededeling van de overheid, bv. de keizer die de geboorte van zijn zoon aankondigde.  Uitgerekend dit wereldse vakjargon van die tijd wordt door Marcus gebruikt.  Maar het is geen mededeling van de keizer, wel het begin van de blijde boodschap van Jezus Christus.  Marcus gaat dus de concurrentie aan met de keizer.  In het eerste zinnetje zit al zoiets als een tegenbeweging.

Johannes de Doper behoort tot die tegenbeweging.  De wegen verbeteren, de dalen vullen, de heuvels slechten: dat deed men in die tijd wel eens als de heerser op bezoek kwam.   Want die moest zich comfortabel kunnen verplaatsen.  Het kon toch niet zijn dat zijn paard een poot zou breken of zou wegglijden van een smal glibberig bergpad, de ravijn in.  Welnu, Johannes de Doper vraagt niet  dat we de wegen banen voor de keizer, maar wel voor een heerser van een totaal andere orde. Dat ‘banen van die wegen’ is dus een sterke bevestiging van de tegenbeweging die we in het eerste zinnetje reeds hoorden. 

Je kent ze ook wel : mensen die ‘tegen’ zijn om tegen te kunnen zijn.   Maar daar gaat het niet om.  Johannes wil een ommekeer.  En waar ligt die dan?  Dat wordt helder in het derde hoofdstuk van  het Lucasevangelie dat eveneens over Johannes de Doper gaat.  Als toehoorders hem daar bedremmeld vragen wat ze dan moeten doen, dan is het antwoord nogal aan de simpele kant: je moet delen van wat je hebt.  Heb je twee stel kleren?  Geef er dan één aan de armen.  En wie eten heeft moet hetzelfde doen.  Johannes de Doper houdt er een vurig pleidooi voor soberheid en solidariteit. 

Tja, denk je dan misschien, dat ken ik al.  Zit daar nu zoveel nieuws in?  Die plaat is toch al grijs gedraaid?   Zeker, maar die menigvuldige herhaling heeft zo zijn redenen.   In het evangelie hoor je dit pleidooi voor solidariteit zo dikwijls omdat mensen zich hardnekkig vastklampen aan wat ze hebben.  Omdat ze helemaal niet sober of solidair willen (durven?) zijn. 

Maar er staat hier nog meer op het spel dan het delen met hen die niet hebben.   Het delen heeft ook de bevrijding op het oog van hen die hebben:  ten diepste pleit het evangelie ook voor een bevrijding van de angst om niet genoeg te zullen hebben, angst om in de problemen te komen, angst om zijn status te verliezen, om zijn ik te verliezen.  Het is geen wandeling door het park om zich daarvan los te maken. Denk maar aan de kameel die door het oog van de naald moet (Matheus 19,24).  Maar als we dat kunnen komt er ten volle openheid  voor iets totaal nieuws.  Dan kunnen we deel hebben aan het Rijk Gods.  Dan zijn we klaar voor Zijn komst. En dan zal Hij ons dopen.  Niet met water, maar wel met de Geest en met vuur.

De tegenbeweging van het evangelie is dus zeker ook een beweging die zich richt tegen de eigen angsten, tegen de kramp die verhindert om zich prijs te geven.  Tegen de keizer in onszelf.  En dus mag Coronatijd ons niet de adventsactie ‘Welzijnszorg’ doen vergeten.  Jawel, zeker omwille van de

kinderen in de klas met de lege brooddoos.  Zeker ook omwille van het stijgend aantal armen en daklozen  in de huidige crisis.  Zeker ook om een maatschappelijk systeem dat de tweedeling tussen have’s en have not’s bevestigt of zelfs stimuleert.  Maar niet minder omwille van de overwinning van onze eigen demonen: bezit, status, succes, aanzien …

Willen we dat even concreet maken?  Ziehier het rekeningnummer van de Adventsactie Welzijnszorg: BE21 0000 0000 0303.  Zeg dus niet dat je het niet wist.  En durf toch maar eens even voorbij de pijngrens van het geven te gaan.   Want dat betekent dat de kameel uit het evangelie kennis maakt met het oog van de naald waar hij zich door moet wurmen.  En wees gerust: de zon en de maan zullen niet op de aarde neerstorten als we die pijngrens even passeren. 

Moge Hij komen en ons dopen met Geest en vuur.

Frans Van Looveren.

Aria: Wer bist du?  (bas)

Slot van het recitatief (nr. 2, eigenlijk ‘arioso’) – de zangstem en de baslijn zijn canonisch of imitatief geschreven en beginnen samen te vallen bij de laatste zin: NImm deinen Heiland an, Dass er mit dir im Glauben sich vereint. Logisch: De navolging culmineert in het ‘één worden met Christus’ . Dan volgt de Bas-aria, met de doordringende vraag. Wer bist du? Dit motief is de melodische kern van de hele aria. De tekst klinkt 12x…
Aria voor bas en continuoBWV 132/3
Wer bist du? Frage dein Gewissen,
da wirst du sonder Heuchelei,
ob du, o Mensch, falsch oder treu
dein rechtes Urteil hören müssen.
Wer bist du? Frage das Gesetze,
das wird dir sagen, wer du bist,
ein Kind des Zorns in Satans Netze,
ein falsch und heuchlerischer Christ.
Wie ben jij? Vraag het je geweten,
dan zul je zonder huichelarij
je rechtvaardige oordeel moeten horen,
of jij, o mens, vals of trouw bent.
Wie ben jij? Vraag het de wet,
die zal je zeggen wie je bent:
een kind van de toorn in Satans net,
een valse en huichelachtige christen.

Maar wie zijt gij?
Dat is het vragende motief waarmee de bas komt aankloppen bij ons. De bas, dat is vaak Christus/God, of zijn gezant. Het is een verontrustende vraag: 12x wordt ze herhaald: Wie ben jij? Alsof het verraad door de apostelen al voorvoeld wordt. Met wat voor mensen heb ik eigenlijk van doen? vraagt God zich af. Ten diepste, als het erop aankomt: zijn ze eigenlijk wel betrouwbaar? Kan ik daar (het beloofde) land mee bezeilen? Wel, het antwoord dat er komt in deze aria is bepaald niet bemoedigend: Ein Kind des Zorns in Satans Netze, ein falsch, und heuchlerischen Christ…’ Dat is de mens. De muziek die Bach bij deze zin schrijft: ze is bijna net zo lelijk als de tekst. Ja, ik kan er ook niets aan doen. We zijn in de 18e eeuw. Toen zag men dat zo. Zo verwoordde men de condition humaine. En pas op: de mens die hier van z’n voetstuk wordt gestoten is niet de ongelovige mens, maar juist de vrome christen! En hoe hard het oordeel ook is, en hoe vreselijk het klinkt – je moet het Salomon Franck (de dichter) nageven: hij brengt het wel dynamisch, klankrijk, plastisch onder woorden in deze aria. Voor de liefhebber: het theologisch concept dat hier op de achtergrond actief is, is de typisch Lutherse tegenoverelkaarsteling van ‘Wet/Geweten’ aan de ene kant, en het ‘Evangelie’ aan de andere kant. Het eerste woord-paar laat je je ‘zonde kennen’, modern gezegd: leert je inzien dat je als mens ten opzichte van God en je medemens ‘faalt’. Je geweten getuigt dat inwendig, de wet toont het objectief aan. Je zit fout. Gelukkig is er dan ook het tweede: het evangelie: de blijde tijding: Onverdiend word je in de vrijheid geseld, uit genade gered (sola gratia). Daarom eindigt deze cantate ook niet in mineur. Op deze onrustige en ongerust aria is volgt een recitatief van de alt (deel 4). In alle eerlijkheid belijdt de mens zijn falen, maar in zijn belijdenis wordt hij gesteund, geschraagd, gedragen… door lang aangehouden akkoorden van de strijkinstrumenten, heel troostrijk, heel bemoedigend. En in daaropvolgende laatste aria komt de ziel tot rust. Daar klinkt dus volop het ‘Evangelie‘ door: De aanklacht van het geweten en de wet vervalt, wanneer men zich door het geloof op Christus richt: Door het water van de doop, wordt zijn met schuld bevlekt kleed witgewassen in Christus’ bloed (om het met de oeroude symbooltaal van de kerk te zeggen, die vandaag de dag haast niet meer verstaan wordt). Of hetzelfde, nog mooier: met de woorden die Franck ook vast in gedachten had toen hij de laatste aria schreef: de profetie van de jonge Jesaja (hoofdstuk 1, vers 18) :
Al waren uw zonden als scharlaken,
zij zullen wit worden als sneeuw
al waren zij rood als karmozijn,

zij zullen worden als witte wol.

Gebed

Gij die ons het leven hebt gegeven,
Gij die een God zijt van menselijkheid en mededogen,
Gij die verlangt dat er vrede heerst op aarde en liefde onder de mensen.

Doe ons hongeren en dorsten naar gerechtigheid.
Dat we niet onverschillig zijn voor wat rondom ons en in deze wereld gebeurt.

Open ons ogen voor de nood van anderen.
Bevrijd ons van alle zelfgenoegzaamheid.

En leer ons dat het zaliger is te geven dan te ontvangen.

Amen.