BWV 84: Ich bin vergnügt mit meinem Glücke

Cantate voor zondag Septuagesima

Septuagesima

Deze cantate is gecomponeerd voor zondag Septuagesima (= ca. 70ste dag voor Pasen). Dit is de naam van de eerste zondag van de ‘Voorvasten’. Dat is de periode tussen Epifanie en de 40daagse Vastentijd, enkel nog bekend bij 60plussers vermoed ik, want in 1969 is deze periode verdwenen uit het kerkelijk jaar (Tweede Vaticaans concilie). Mocht ze nog bestaan hebben, dan zou vandaag, 31 januari 2021, zondag septuagesima zijn, en de Voorvasten beginnen. Vandaar dat we deze cantate ook hadden geprogrammeerd in de Norbertus. Voor de liefhebbers van schematische overzichten, een liturgisch kalendertje:

ZondagIntroïtus psalm-naam Tel-naam
9e voor PasenPs 18:5 Circumdederunt..Septuagesima
8e voor PasenPs 44:24 Exsurge…Sexagesima
7e voor Pasen
Ps 31:3 EstomihiQuinquagesima
`carnavalszondag`
6e voor PasenPs 91:15 InvocabitQuadragesima
1e vastenzondag
In veel Romaanse talen is de ‘Veertigste’ (quadragesima) ook de term geworden voor de Vastentijd zelf: Quadragesima > Quarantiesme > Carême.

In 1727 viel Pasen later dan dit jaar en was 2 februari (Maria-Lichtmis) de laatste zondag van Epifanie. In Leipzig klonk toen de cantate voor bas-solo: Ich habe genung (de afscheidswoorden van de oude Simeon). De daaropvolgende zondag, Septuagesima dus, was de sopraan aan de beurt voor haar solo-cantate: 9 februari 1727. En… veelbetekenend: dit is Bachs laatste kerkelijke compositie voor de Matthäuspassion. Die werd op 11 april 1727 (Vesper van Goede Vrijdag) voor het eerst uitgevoerd. Dit suggereert dat Bach tussen 9 februari en 11 april de ‘mentale vrijheid’ heeft genomen om de eerste versie van zijn grote Passie uit te werken.

Evangelielezing: de arbeiders in de wijngaard

De evangelielezing voor zondag Septuagesima is Matteüs 20: 1-16, de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard… U kent het verhaal wel. De ‘werkers van het eerste uur’ vinden dat zij recht hebben op een hoger loon als ze zien dat de ‘werkers van het elfde uur’ evenveel krijgen als hun is toegezegd, te weten: het dagloon, de ‘ene schelling’ in het Duits: ‘ein Groschen’ (zie cantate nr. 4). De klagers krijgen van de Heer van de wijngaard echter lik op stuk: Is uw oog boos, omdat ik goed ben. Ik mag toch met het ‘mijne’ doen wat ik wil. In het Koninkrijk Gods – zo is de moraal – is er geen plek voor afgunst, jaloezie. Daar ‘gun je elkaar’ alles van harte, ookal krijgt de ander meer. En – door protestanten graag benadrukt neveneffect – ‘Hard werken’ levert geen verdienste op. Het is alles genade… De wat vlakke toepassing in deze cantate (Picander?, zie het naschrift) is : “Stop met zeuren, wees tevreden met wat je hebt. Dit is het hoofd-thema van de cantatetekst, maar dan wat vromer geformuleerd: Alles wat je hebt, is je gegeven. Ja, zelfs het geringste is on-verdiend. Dus wees tevreden met je ‘lot’.

Het rad van fortuin (Glück)

Belangrijk bij deze cantate is dat we ons realiseren dat de woorden vergnügt en Glücke waarmee de cantate begint, toentertijd een veel neutralere betekenis hadden dan vandaag: Ich bin vergnügt mit meinem Glücke . Wij horen hier vaak een heel positieve uitspraak in: “Ik ben echt blij met mijn geluk!” . Maar in ‘vergnügen’ klinkt in de 18de eeuw de betekenis van ‘genug’ (genoeg, voldoende) sterk door en hoort men achter ‘Glücke’ nog het Latijnse woord ‘Fortuna’. Dat is het lot dat zowel gunstig als ongunstig kan uitdraaien, de FORTUNA IMPERATRIX MUNDI (uit de Carmina Burana). Vandaar dat hier door Ria van Hengel gekozen is voor de vertaling: ik ben tevreden met mijn lot. In de ongeveer gelijktijdige wereldlijke cantate Ich bin in mir vergnügt (BWV 204) speelt de term Zufriedenheit niet toevallig een centrale rol. Deze interpretatie wordt bevestigd door de muziek die Bach bij de eerste aria heeft gecomponeerd (zie onder).

Een echte cantate

Het libretto past prima bij een solocantate, want is geheel in de eerste persoon gesteld. De bezetting is klein, maar effectief. De sopraan-solist wordt begeleid door hobo, strijkkwartet en continuo. Dit is trouwens eens een keer een echte ‘cantate’ in de oorspronkelijke Italiaanse betekenis van dat woord : Cantata da camera. Bach zelf bestempelt de compositie ook zo : Cantata. Dat is uitzonderlijk, want meestal noemt hij wat wij nu ‘cantates’ noemen ‘motetto’ of ‘concerto’. Of gewoon: ‘Kirchenstück’. 

Het originele manuscript van J.S. Bach. Bovenaan staat: J.J. Doĩca Septuagasimae Cantata (vol uit = Jesu Juva, Domenica Septuagasimae Cantata). Terzijde: dit manuscript was ooit eigendom van Abraham Mendelssohn-Bartholdy (inderdaad: vader van…)

1. Aria

De openingsaria maakt direct duidelijk dat vergnügt hier niet opgewekt, blij of vrolijk betekent. De sfeer is ingetogen en drukt eerder een dankbare tevredenheid uitdrukt. De toonsoort is e-klein. volgens de toenmalige leer over de toonsoorten is e-klein de toonaard om de luisteraar iets ‘te denken te geven’. In een rustige driekwartsmaat horen we een langzaam deel van een dubbelconcert voor hobo en sopraan, dat door de strijkers met losse akkoorden wordt gesteund. Een echte moeilijkheid waar veel uitvoerders hun tanden op stuk bijten, is dat sopraan en hobo het gepuncteerde ritme tegengesteld fraseren: kort/lang – versus – lang/kort. De centrale woorden als vergnügtreiche Fülle en Gaben worden met kortere of langere melisma’s uitgelicht. Bach moet de beschikking hebben gehad over een goede sopraan (een jongen van de Thomasschool), want met name deze eerste aria eist veel van de zanger(es).

Maria Keohane (sopraan) met Netherlands Bach Society o.l.v. Fabio Bonizzoni.
AriaAria
Ich bin vergnügt mit meinem Glücke,
Das mir der liebe Gott beschert.
Soll ich nicht reiche Fülle haben,
So dank ich ihm vor kleine Gaben
Und bin auch nicht derselben wert.
Ik ben tevreden met het lot
dat de goede God mij schenkt.
Al heb ik dan geen overvloed,
toch dank ik hem voor de kleine gaven,
en zelfs die ben ik eigenlijk niet waard.

2. Recitatief en 3. Aria

Soberheid kenmerkt dit uitgebreide recitatief. Hier moet louter gedeclameerd worden, zonder enige versiering. De boodschap: wat God geeft is altijd onverdiend. Ik vond eigenlijk geen enkele sopraan (incl. dirigent) die zich aan deze eenvoudige opdracht houdt. Ze willen allemaal zo graag iets met hun stem doen. Nu, dat mag, maar dan toch liever in de hierop volgende aria. De woorden die door Bach worden opgepakt voor zijn muzikale inventie zijn Freuden en fröhlich . Ze inspireren hem tot blijde, onbezorgde muziek. Enkel in deel B leidt het woord Not tot een tegengestelde beweging: Ookal is de nood verzuckert (verzoet, versuikerd) zorgen zullen er altijd blijven. Eduard van Hengel schrijf over deze aria: “In de ongecompliceerde en toegankelijke muziek van deze aria lijkt de volksmuziek niet ver weg: in de hobo kun je de rustieke schalmei horen, in de voortdurende losse snaren van de viool de bourdontonen van de doedelzak of de draailier, en de sextsprongen, op en neer, van de sopraan lijken op de overslaande stem (van borst- naar kopstem) van de jodelaar. … Wie weet: “Die Gedanken sind frei”

AriaAria
Ich esse mit Freuden mein weniges Brot
Und gönne dem Nächsten von Herzen das Seine.
Ein ruhig Gewissen, ein fröhlicher Geist,
Ein dankbares Herze, das lobet und preist,
vermehret den Segen, verzuckert die Not.
Ik eet met vreugde mijn schamele brood
en gun mijn naaste van harte het zijne.
Een gerust geweten, een vrolijke geest,
een dankbaar hart, dat looft en prijst
vermeerdert de zegen, verzoet de nood.

4. Recitatief

In het tweede recitatief krijgt de sopraan ondersteuning van de strijkers (zoals Jezus in de Mattheuspassie). Maar ook hier gaat het echt enkel om de boodschap. Die krijgt door de begeleiding grote nadruk. En dat is ook maar logisch, want hier gaat het om de ‘laatste’ dingen: de hemel die wij van God ontvangen als ‘ons aardse werk is gedaan’. De verwijzing naar de evangelielezing is evident: de Groschen die de druivenplukkers uit de evangelielezing aan het einde van de werkdag kregen, heeft de hemel als beeldenaar. Met deze munt gaat de hemelpoort open…

Olearius, Biblische Erklärung

Om u een idee te geven hoe men zulke uitlegging in Bach’s tijd als een doodnormale exegese beleefde (wij vinden het vergezocht) citeer ik de toelichting uit het bijbelcommentaar van J. Olearius, dat Bach ook in zijn boekenkast had staan (Biblische Erklärung, vol V). Olearius licht daar toe hoezeer het correct is dat iedereen – hoezeer verschillend de werktijd ook is geweest – een en hetzelfde loon ontvangt, de ‘schelling’ (Groschen). Dat was immers met hen ‘overeengekomen’. (bij Luther: eins ward, het eens zijn geworden). Bij Olearius roept het Griekse woord dat hier staat (Συμφωνήσας) een muzikale associatie op. Ik vertaal hier het Duitse origineel. De vertaling van de Latijnse citaten is van mijn hand en voor verbetering vatbaar.

Eins ward. Sumphonesas (Mt 18,19; Lk 5,36; Hd 5,9; 15,15), symphoneo, ex diversis vocibus unum efficio concentum. Concordia [uit verschillende stemmen breng ik een samenklank tevoorschijn: eensgezindheid] (2Kor 6,15). Zoals de Musica uit veel onderscheiden stemmen een samenklank maakt van de hoogste, diepste en middenstemmen, vgl. Harmonia est concentus, in quo sunt soni diversi. Nam haec Symphonia non homophonia continetur. Harmonia ea, quae Systemata vocantur, collocat atque componit ad certas melodias & carminum modos [Deze Harmonia is een samenklinken van verschillende tonen. Deze samenklank (Symphonia) ontstaat niet het door gelijk-klinken (homofonie). Deze Harmonia, die een wetenschappelijk systeem is, voegt verschillende tonen/klanken samen en verenigt ze met het oog op melodieën en liedcomposities [Het citaat stamt uit het commentaar op Aristoteles, boek 1, pag 35 van Joachim Camerarius (1500-1574), een collega van Luther] Vgl. Lk 2,38. Op zo’n wijze maakt Gods belofte uit de enige hemelse Waarheid (Rom 12,6; Joh 17,17) de menselijke toonbeelden (Duits:’Erweisungen‘) hiervan tot een lieflijke samenklank, van hemel en aarde (Mt 6,10), van engelen en mensen, van nemen, geven en weergeven in het Woord, de Doop, het Avondmaal; in bidden, loven en danken, in lijden en redden, in leven en sterven, en wel op zodanige wijze dat op deze godewelgevallige en lieflijke harmonie een eeuwig Halleluja volgt, als de goddelozen beginnen te wenen (Mt 22,10; Spr 16,4), want Christus en Belial (de duivel) kunnen nooit overeenstemmen. Tussen hen is geen Symphonia (2Kor 6,15).

J. Olearius, Biblische Erklärung, vol VI, pag 170-171. Over de gelijkenis uit Mt. 20. De wijnberg. De geciteerde passage staat in kolom 1 van pag. 172.

5. Koraal

Het slotkoraal. Zeer eenvoudige verticale harmonisatie… Aan het eind de karakteristieke handtekening van Bach: S D G : Soli Deo Gloria. (uit hetzelfde manuscript als de vorige afbeelding).

Als slotkoraal dient de twaalfde strofe van het lied Wer weiss, wie nahe mir mein Ende, in 1686 geschreven door Ämilie Juliane, gravin  von Schwarzburg-Rudolstadt. Een vrij onbekend lied in Bach’s tijd. Het werd gezongen op de bekende melodie van Wer nur den lieben Gott läßt walten. Bachs harmoniseert zeer eenvoudig. Verticale akkoorden quasi zonder overgangsnoten of polyfone stemvoering (zeer ongebruikelijk voor Bach, zeker omdat Bach met de jaren juist steeds verfijnder wordt in zijn slotkoralen). Niets zonder reden bij Bach, maar u moet wel zelf invullen waarom, want we hebben geen clou. Ik doe een voorstel: Op die zondag had Bach enkel de beschikking over de zwakste leden van het Thomaskoor omdat de rest in de andere kerken van de stad moest zingen… Of – iets diepzinniger: De hele cantate gaat heeft als moraal: weest tevreden met het weinige dat je hebt, want dat is genoeg. Dan ilustreert Bach dit op deze manier. Enfin, hoe dit ook zij. Wel belangrijk en objectief is de vaststelling dat in de slotregels van dit koraal dan eindelijk ‘de aap uit de mouw komt’: Hier wordt de bewerker van de vrede die ons nu al ten deel valt, voor het eerst bij name genoemd: Christus. Zijn ‘bloed’ (d.w.z. zijn zelf-gave) heeft God zo aangenaam verrast, dat Hij voortaan ieder mens in Christus’ naam gunstig gezind is en ‘zomaar’, gratis, sola gratia in zijn koninkrijk wil opnemen.

Uitvoeringen (een Zwitsers-Duitse en een Frans-Belgische)

1. Gerlinde Sämann. U kunt een volledige uitvoering van de cantate beluisteren via de webpagina van de Zwitserse Bach-stichting. Daar vindt u ook de inleiding van de muzikaal leider, Rudolf Lutz. Enthousiast en interessant. De sopraan is Gerlinde Sämann, een zeer breed geschoolde sopraan (goed thuis ook in het Franse repertoire), en ademtherapeut. Zij is blind. U vindt de links naar de uitvoering en toelichting via de onderstaande link.

2. Céline Scheen. Bijzonder geslaagd vind ik de concertuitvoering van de Belgische sopraan Céline Scheen. Het beeld is niet zo geweldig, maar uit haar zang blijkt een grote tekstbetrokkenheid. Zij doet ook een poging om de tekst van de recitatieven – nu ja – te reciteren. Ze treedt hier op met Le Banquet Céleste, o.l.v. Damien Guillon (countertenor).

Tekst van de cantate en vertaling

AriaAria
Ich bin vergnügt mit meinem Glücke,
Das mir der liebe Gott beschert.
Soll ich nicht reiche Fülle haben,
So dank ich ihm vor kleine Gaben
Und bin auch nicht derselben wert.
Ik ben tevreden met het lot
dat de goede God mij schenkt.
Al heb ik dan geen overvloed,
toch dank ik hem voor de kleine gaven,
en zelfs die ben ik eigenlijk niet waard.
RecitativoRecitatief
Gott ist mir ja nichts schuldig,
Und wenn er mir was gibt,
So zeigt er mir, dass er mich liebt;
Ich kann mir nichts bei ihm verdienen,
Denn was ich tu, ist meine Pflicht.
Ja! wenn mein Tun gleich noch so gut geschienen, so hab ich doch nichts Rechtes ausgericht’.
Doch ist der Mensch so ungeduldig,
Dass er sich oft betrübt,
Wenn ihm der liebe Gott nicht überflüssig gibt.
Hat er uns nicht so lange Zeit
Umsonst ernähret und gekleidt
Und will uns einsten seliglich
In seine Herrlichkeit erhöhn?
Es ist genug vor mich, dass ich nicht hungrig darf zu Bette gehn.
God is mij immers niets schuldig,
en als hij mij iets geeft,
dan toont hij mij, dat hij mij liefheeft.
Bij hem valt er niets te verdienen,
want wat ik doe, dat is mijn plicht.
Ja, al lijkt het nóg zo goed wat ik doe,
dan nog heb ik niet echt iets goeds tot stand gebracht.
De mens is echter zo ongeduldig dat het hem vaak verdriet
als de goede God hem niet overvloedig bedeelt.
Hij heeft ons toch lange tijd
om niet gevoed en gekleed,
en zal ons straks promoveren
tot hoger heerlijkheid.
Voor mij is het genoeg, dat ik niet met een lege maag naar bed moet gaan.
AriaAria
Ich esse mit Freuden mein weniges Brot
Und gönne dem Nächsten von Herzen das Seine.
Ein ruhig Gewissen, ein fröhlicher Geist,
Ein dankbares Herze, das lobet und preist,
vermehret den Segen, verzuckert die Not.
Ik eet met vreugde mijn schamele brood
en gun mijn naaste van harte het zijne.
Een gerust geweten, een vrolijke geest,
een dankbaar hart, dat looft en prijst
vermeerdert de zegen, verzoet de nood.
RecitativoRecitatief
Im Schweiße meines Angesichts
Will ich indes mein Brot genießen,
Und wenn mein Lebenslauf,
Mein Lebensabend wird beschließen,
So teilt mir Gott den Groschen aus,
Da steht der Himmel drauf.
O! wenn ich diese Gabe
zu meinem Gnadenlohne habe,
So brauch ich weiter nichts.
In het zweet mijns aanschijns
zal ik intussen mijn brood eten,
en als mijn levensloop door de levensavond wordt besloten,
dan reikt God mij de schelling uit
waarop de hemel staat.
O, als dat geschenk
mijn genadeloon is,
dan heb ik verder niets nodig.
ChoralKoraal [S, A, T, B]
Ich leb indes in dir vergnüget
Und sterb ohn alle Kümmernis,
Mir genüget, wie es mein Gott füget,
Ich glaub und bin es ganz gewiss:
Durch deine Gnad und Christi Blut
Machst du’s mit meinem Ende gut.
Intussen ben ik tevreden in u te leven
en sterf ik straks onbezorgd,
Zoals mijn God ‘t voegt, is ‘t goed voor mij.
ik geloof en ben er zekerd van:
Gij maakt met uw genade door Christus’ bloed mijn einde goed.
Nederlandse vertaling: Ria van Hengel (bewerkt door Dick Wursten)

Overbodig wetenschappelijke naschrift

Op de webpagina van “All of Bach” gewijd aan deze cantate, wordt in de rubriek “het verhaal achter de muziek” gesteld dat de tekst van deze cantate afkomstig is van Picander (ook de librettist van de Matthëuspassie). Alleen zou Bach ontevreden zijn geweest met de eerste zin. Die luidt bij Picander : “Ich bin vergnügt mit meinem Stande“. (Ik ben tevreden in mijn ‘stand’, d.w.z. ik berust in mijn maatschappelijke positie). Bach zou dat maar niets gevonden hebben. Hij zou de pen gepakt hebben, het woordje ‘Stand’ hebben doorgehaald en vervangen door ‘Glück’. En klaar is het libretto! Eén blik op beide cantateteksten – hieronder (links BWV 84, rechts Picander) maakt duidelijk dat er wel meer aan de hand is dan het vervangen van één woordje. De teksten zijn verwant, maar de omwerking is radicaler dan All of Bach suggereert. Enkel wat rood is, is gelijklopend… èn de toon/teneur van beide cantates is wezenlijk anders. Wanneer, waarom en door wie welke tekst is bewerkt, hoort tot nader order tot de reeks van onopgeloste vragen rond Bach’s cantateteksten. Wie wetenschap wil beoefenen moet accepteren dat hij veel niet weet. En dat ook niet invullen. Dat geldt ook voor de muziekwetenschap.

De tekst van Picander (rechts) verscheen in dezelfde reeks teksten als ook het libretto van de Matthäuspassion: Ernst-Schertzhaffte und Satyrische Gedichte. De uitvoering van de cantate van Bach (tekst links) ging vooraf aan die publicatie. Alles hierover kunt u nalezen bij

bronnen:
Veel muzikale achtergrondinformatie vindt u op de site van Eduard van Hengel
Zijn toelichting was ook het vertrekpunt van de mijne (Dick Wursten). De vergelijking van beide teksten is gebaseerd op het opstel over de ‘Provenance’ van deze cantate op www.bach-cantates.com, geschreven door Thomas Braatz.
Voor theologische achtergrond bij de cantateteksten (incl. Olearius): Martin Petzoldt, Bach-Kommentar, Bd II; voor musicologische achtergrond: Alfred Dürr, Johann Sebastian Bach. Die Kantaten.