Talentenjacht…

15 november, 2020 – bezinning bij Mattheüs 25: 14-30 | Wer nur den lieben Gott lässt walten

Vorige week beet Frans Van Looveren het spits af met een overdenking voor zondag 8 november: over de meisjes, die hun lampen wel\niet brandende hielden (Mt 25:1-13). Deze week gaan we verder waar we gebleven zijn. De gelijkenis van de talenten. Een heel bekende parabel . Dick Wursten geeft wat taalkundige achtergrondinformatie en zet wat vraagtekens bij de gangbare interpretatie (‘dat je met je talenten moet woekeren, want anders…’) . Tussendoor wat muziek. Aan het eind een aria uit BWV 93.

Om erin te komen: Psalm 127

Wo Gott zum Haus.. BWV 438 (Gächinger Kantorei olv Helmuth Rilling)
Psalm 127
Geistliche LIeder auffs neu gebessert
Wittenberg 1533
1.
Wo Gott zum Haus nicht gibt sein Gunst,
So arbeit’ jedermann umsonst;
Wo Gott die Stadt nicht selbst bewacht,
So ist umsonst der Wächter Macht.
Wanneer de Heer het huis niet bouwt,
is, alle metselwerk ten spijt,
de opbouw niets dan ijdelheid.
Wanneer de Heer de wacht niet houdt,
geen wachter, die de vijand keert,
geen stadsmuur die zijn aanval weert.
2.
Vergebens, dass ihr früh aufsteht,
Dazu mit Hunger schlafen geht
Und esst eur Brot mit Ungemach;
Denn wems Gott gönnt, gibt ers im Schlaf.
Voor dag en dauw reeds op te staan
en op te zijn tot ‘s avonds laat,
hard werken voor slechts weinig baat
en schamel brood, ‘t is niets dan waan.
Hij geeft het immers wie Hij mint,
als in de slaap, als aan een kind.
3.
Nun sind sein Erben unsre Kind’,
Die uns von ihm gegeben sind;
Gleichwie die Pfeil ins Starken Hand,
So ist die Jugend Gott bekannt.
Zie, kind’ren zijn een gave Gods,
waarmee de moeder wordt beloond,
waarmee de vader wordt gekroond.
Als scherpe pijlen waar, vol trots,
een weerbaar man zich op verheugt,
zo zijn de zonen van de jeugd.
4.
Es soll und muss dem gschehen wohl,
Der dieser hat sein’ Köcher voll;
Sie werden nicht zu Schand noch Spott,
Vor ihrem Feind bewahrt sie Gott.
Gelukkig hij die in de strijd
zijn koker vol met pijlen draagt.
Gelukkig hij, die wordt geschraagd
door zonen, tot zijn hulp bereid.
Al pocht de vijand in de poort,
vrijmoedig staat hij hem te woord.
Johann Kolrose, 1525J.W. Schulte Nordholt, 1967

Evangelielezing: De gelijkenis van de talenten

De gelijkenis maakt onderdeel uit van een hele reeks parabels over de ‘laatste dingen’, d.w.z. verhalen die je erbij bepalen dat je op tijd en stond ook eens moet stilstaan bij de vraag: ben ik eigenlijk wel goed bezig? Heb ik m’n prioriteiten wel goed gesteld? Hoe sta ik eigenlijk in het leven? In veel van die gelijkenissen gaat het over het ,,langer duren” dan verwacht werd (vgl. Matth. 24 : 48: ,,Mijn heer blijft uit”; Matth. 25:5: ,,Terwijl de bruidegom uitbleef” Matth. 25: 19: ,,na lange tijd”).

14…. Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en zijn bezit aan hen toevertrouwde. 15Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. 16Meteen ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.
19Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend.” 21Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend.” 23Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” 26Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. 28Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. 29Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. 30En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.”

Mattheüs 25, 14-30

Gebed bij de dienst van het Woord: Liebster Jesu ..

De koraalbewerking die Emmanuel speelt is een gebed: Dat de Heilige Geest zijn licht moge lasten schijnen over de lezing…. De eerste twee strofen vindt u onder de opname.


Here Jezus, om uw woord
zijn wij hier bijeengekomen.
Laat in ‘t hart dat naar U hoort
uw genade binnenstromen.
Heilig ons, dat wij U geven
hart en ziel en heel ons leven.
Ons gevoel en ons verstand
zijn, o Heer, zo zonder klaarheid,
als uw Geest de nacht niet bant,
ons niet stelt in ‘t licht der waarheid.
‘t Goede denken, doen en dichten
moet Gij zelf in ons verrichten.

Bezinning: talentenjacht

De parabel heeft z’n sporen nagelaten in onze taal. Letterlijk, figuurlijk en maatschappelijk

  • Letterlijk: ze heeft ons het begrip talent gegeven. In de gelijkenis is het begrip gewoon een gewichtseenheid: 1 talent (τάλαντον/talentum ) = ca. 30 kg. goud of zilver, een gigantisch kapitaal dus. In de parallelle gelijkenis bij Lukas gaat het over ‘ponden’, nog zo’n gewichtsmaat die een geldwaarde is geworden. Na 100-en jaren bijbellezen ging het woord ook ‘talent‘ betekenen in onze betekenis van het woord: een aangeboren begaafdheid, een vermogen. De gelijkenis wordt namelijk al eeuwenlang zo gelezen, dat ze een oproep is om met je ‘talenten te woekeren’ , en die niet ‘te begraven’.
  • Figuurlijk: De zinswending dat je met je talenten moet woekeren is gebaseerd op een bepaalde uitlegging van deze gelijkenis. Het gaat dan om ‘geestelijke kapitaal’ dat je van God krijgt en dat je moet laten renderen. Doe je dat niet, dan wordt de H(h)eer boos. En dat lijkt er inderdaad te staan: Degene die z’n talent begroef, krijgt er immers nogal van langs van de heer. Z’n ene talent wordt ‘m zelfs nog afgenomen en aan diegene gegeven die de meeste winst/meerwaarde had gecreëerd. Straks nog iets hierover – of dit wel helemaal juist is als interpretatie, betwijfel ik – maar eerst nog het derde spoor in onze taal; het zogeheten Mattheüseffect.
  • Maatschappelijk : De gelijkenis eindigt met de bikkelharde conclusie:  “.. aan wie heeft, zal gegeven worden; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden afgenomen.” Als sociaal-economische wetmatigheid is op veel terreinen toepasbaar en staat in de sociologie bekend als “het Mattheüs-effect”:  Hij die weinig heeft (talenten, kapitaal, goederen, krediet, taligheid), in één woord: de kansarme, zal in tijden van crisis (= de tijd van de afrekening) ook nog het weinige dat hij heeft, kwijtraken, en moeten toezien dat dat te beurt valt aan de reeds bezittenden. Ik hoef er geen plaatje bij te tekenen vermoed ik. De armen worden steeds armer, de rijken rijker. Een diepe onrechtvaardigheid is dit, die in COVID-tijden opnieuw bevestigd lijkt te worden. Kijk maar eens waar de klappen vallen…

Wat bij deze uitleg buiten beschouwing blijft is dat het niet gaat over wat wij bezitten: ons kapitaal, onze talenten, maar over het bezit van de Heer. De Heer geeft dat aan ons om te beheren, terwijl de Heer zelf afwezig is. Het wordt ons toevertrouwd. Wat is dat bezit van de Heer eigenlijk? Waarvoor staat dat ‘talent’? Wel, het is in elk geval iets heel kostbaars. Anders zou Jezus die gigantische gewichtseenheid ‘talent’ niet gebruikt hebben. Mystieke uitleggers durven wel eens suggereren dat Jezus eigenlijk over zichzelf spreekt… Is Christus niet het meest kostbare dat God aan ons gegeven heeft? Dat is misschien te vergezocht als uitleg, maar het is wel juist dat het bij het bezit van de Heer eerder gaat over geestelijke waarden, dan over aardse of psychologische vermogens. Het gaat over wat God eigen is, zijn gunstbewijzen, zijn genade, zijn liefde voor ons. Die worden aan ons gegeven, ons toevertrouwd om bij zijn afwezigheid te beheren (okay, te laten renderen). En als ‘goede en getrouwe diensknechten van de Heer’ nemen wij die eerbiedig en dankbaar aan, en gaan daarmee aan de slag, in ons leven. Dat wil zeggen: we leven ervan en laten anderen erin delen. Tenminste, dat zou je verwachten. Maar dan is er die ene knecht. Als contrast. Hij wil het bezit van de Heer helemaal niet. Hij vertrouwt die Heer niet. Als hem aan het einde rekenschap gevraagd wordt, flapt hij het eruit: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant…, Hoe weet-ie dat? Hoe komt die daar nu bij? Is het misschien ‘zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten!? . uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” Het is wel duidelijk. Deze knecht wil die Heer niet. HIj wil ook diens bezit (Gods gunst, genade en liefde) helemaal niet hebben. “Hou het maar!”, had hij willen zeggen, maar dat durfde hij niet. Hij wil zelf z’n leven onder controle houden. Hij is een angstige mens. Daarom leek het hem goed dat ene talent dat hij dus wel degelijk gekregen heeft, in de grond te stoppen. Angst maakt meer kapot dan u lief is. Angst vreet alle positieve energie op. Het is een zwart gat… Voor deze levenshouding wil deze parabel ons waarschuwen… denk ik.

De vraag is dus op deze zondag: Hoe staan wij in het leven ? Durven we leven vanuit vertrouwen? Wie vanuit vertrouwen leeft, die ontvangt met vreugde wat hem van Godswege wordt geschonken. Of het nu veel is of weinig. Hij vertrouwt erop dat de Goede Gever niet bars en zuinig en hardvochtig zal zijn als de dag van de afrekening komt. Immers hij heeft God leren kennen als mild, royaal, fair en geduldig. Mensen die zo in het leven staan zullen altijd opnieuw vaststellen dat als je met anderen deelt wat je zelf aan goeds ontvangen heeft, dat het dan vermenigvuldigd wordt. De andere levenshouding creërt mensen die het niet vertrouwen, die God niet vertrouwen, en dus ook de dingen en het leven niet. Als je zo door het leven gaat dan keert deze visie als een boemerang in je gezicht terug. Wie niet durft ontvangen (zomaar, om niet) durft zich ook niet geven, en blijft uiteindelijk met zichzelf over…

Dick Wursten


Gebed

Heer,
ontferm u,
over de mensen die ernstig ziek zijn
en eenzaam en alleen,
omdat ze hun naasten niet mogen besmetten.
Ontferm u
over de mensen,
die hun geliefde niet mogen bezoeken in hun stervensuur.
Ontferm u over de mensen in de zorg,
de artsen en de verpleging,
die misschien binnenkort moeten beslissen hoe
beperkte middelen ingezet worden.
Heer, ontferm u
over onze angst
om onze dierbaren, om onszelf.
Ontferm u over onze zorgen
over werk dat stil komt te liggen,
over opdrachten die niet doorgaan,
over financiële gevolgen voor ons huishouden.
Geef ons moed en rust,
dat ons leven in uw hand is,
dat we geborgen zijn in U,
omdat we dat altijd al waren.
Amen.

Tom de Haan

BWV 93/4: Er kennt die rechten Freudenstunden

Luister tot slot naar dit mooie duet uit de koraalcantate BWV 93: Wer nur den lieben Gott lässt walten… Een bijzonder cantate, omdat de melodie van dit lied (“Wie op de hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd…”) in elk onderdeel aanwezig is, ook als de tekst zelf niet gezongen wordt. Bijna symbolisch. Ook in dit duet: Terwijl de sopraan en de alt hun duet zingen, onderbouwt het orkest hun conversatie met de bekende melodie (Strijkers). Het maakt van dit duet een trio.  Bach heeft deze aria later omgewerkt tot een orgelkoraal en uitgegeven als één van de ‘Sechs Choräle von verschiedener Art (gegraveerd door en uitgegeven bij J.G. Schübler).

Aria – duet voor sopraan en alt
bwv 93/4
Wer nur den lieben Gott lässt walten
Er kennt die rechten Freudenstunden,
Er weiß wohl, wenn es nützlich sei;
Wenn Er uns nur hat treu erfunden
Und merket keine Heuchelei,
So kömmt Gott, eh wir uns versehn,
Und lässet uns viel Guts geschehn.
Hij bepaalt of het weer tijd wordt voor vreugde,
Hij weet heel wel wanneer dat ons ten goede komt;
Als Hij dan mag vaststellen dat wij trouw zijn
geweest, oprecht en ongeveinsd,
dan is Hij er opeens,
en maakt ’t goed, in overvloed.

Zorg goed voor uzelf, en voor elkaar