8 november 2020 – Bezinning bij Matheus 25, 1-13 | Wachet auf ruft uns die Stimme
We zijn on-zorgvuldig geweest. Daarom nu nood-gedwongen een doorstart van de virtuele Norbertus. Het had een archiefpagina in het MAS moeten blijven. Frans Van Looveren bijt het spits af met een overdenking voor zondag 8 november: over de meisjes, die hun lampen wel\niet brandende hielden. Bijpassende muziek wordt geleverd door Johann S. Bach, uitgevoerd door Ton Koopman: Wachet auf ruft uns die Stimme (cantate en orgelkoraal).
Zonder coronacrisis zouden we deze zondag in de liturgie de parabel lezen van de vijf wijze en vijf domme bruidsmeisjes die op de bruidegom wachten. De domme bruidsmeisjes hebben er niet aan gedacht om (extra) olie voor hun lampen te voorzien. Ze denken er pas aan op het moment dat de bruidegom plots in aantocht is. Daardoor missen ze de trein. De deur van de feestzaal gaat voor hen voorgoed op slot. Bij deze tekst willen wij even stilstaan. Want wat betekent die olie in de lampen?
1. Choral | 1. Koraal |
Wachet auf, ruft uns die Stimme Der Wächter sehr hoch auf der Zinne, Wach auf, du Stadt Jerusalem! Mitternacht heißt diese Stunde; Sie rufen uns mit hellem Munde: Wo seid ihr klugen Jungfrauen? Wohl auf, der Bräutgam kömmt; Steht auf, die Lampen nehmt! Alleluja! Macht euch bereit Zu der Hochzeit, Ihr müsset ihm entgegen gehn! | Op, waakt op! zo laat zich horen de roep der wachters op de toren: Waak op, gij stad Jeruzalem ! Middernacht is aangebroken; wij worden door hen aangesproken : gij wijze maagden, waar zijt gij ? Sta op ! de Bruidegom naakt; Ontsteekt uw lampen – waakt! Halleluja, maakt u gereed voor ’t bruiloftsfeest. gij moet Hem ijlings tegengaan.” |
Psalm 63
De sleutel die de deur van deze tekst voor ons opent is de psalm, die vandaag in de liturgie voorgeschreven is als antwoord op de eerste lezing. Deze psalm is meteen ook een prelude op het evangelie dat onmiddellijk daarna volgt. Het gaat om psalm 63. Op het internet vonden we daarvan een bijzonder mooie berijmde versie. Die luidt als volgt:
Ik zoek U vroeg, o God, mijn God.
In een woestijn waar niets kan groeien
laat Gij mijn ziel van heimwee gloeien.
Mijn lijf heeft dorst tot op het bot.
Gij zijt almachtig en verheven;
dat heb ik in uw huis gezien.
Ik zag uw liefde bovendien,
die deze wereld niet kan geven.
U wil ik prijzen, levenslang.
Ik houd uw naam hoog om het goede
waarmee Gij mijn gemoed wilt voeden.
Gij vult mijn mond met blij gezang.
In bed lig ik te mediteren
over de hulp die Gij mij geeft.
Mijn wezen is aan U verkleefd.
Beschermd door U blijf ik U eren.
Psalm 63 draagt het opschrift: Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was. De bijbel zelf beschouwt hem als de componist. Het bijzondere is dat het lied ontstond in penibele omstandigheden, toen hij met zijn lijfwacht naar de woestijn was gevlucht voor zijn zoon Absolom. Want die wilde een staatsgreep tegen hem plegen en hem uit de weg ruimen.
Uitgerekend als de nood het hoogst is, te midden van de omzwervingen in een desolate omgeving, te midden van honger, dorst, en andere bedreigingen ontdekt David zijn diepste ‘drive’ : zijn verlangen, zijn honger naar God. En dat verlangen, dat vuur, doet dit heerlijke lied van Godsverlangen ontstaan.
EVANGELIELEZING
Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom tegemoet.
Mattheus 25:1-13
Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs.
De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.”
Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.
4. Choral | 4. Koraal |
Zion hört die Wächter singen, Das Herz tut ihr vor Freuden springen, Sie wachet und steht eilend auf. Ihr Freund kommt vom Himmel prächtig, Von Gnaden stark, von Wahrheit mächtig, Ihr Licht wird hell, ihr Stern geht auf. Nun komm, du werte Kron, Herr Jesu, Gottes Sohn! Hosianna! Wir folgen all Zum Freudensaal Und halten mit das Abendmahl. | Sion hoort de wachters zingen, zij voelt het hart van vreugd opspringen, Z’ontwaakt meteen, staat haastig op. Haar geliefde daalt nu stralend neder, in waarheid sterk, in liefde teder, haar licht breekt door, haar ster gaat op. Kom nu, gij aardrijks kroon, Heer Jezus, ’s Vaders Zoon ! Zingt hosannna ! Komt allemaal naar de feestzaal, en vier met ons het avondmaal ! |
Olie in de lampen
Het is niet zonder reden dat de liturgie van vandaag deze psalm koppelt aan het evangelie over de wijze meisjes met de olie in hun lampen. In deze geest kunnen we, met de woorden van het evangelie zelf, David beschouwen als iemand die (op dat moment) meer dan voldoende olie bij zich had om zijn lampen brandend te houden: “Hij was in staat om de bruidegom te verwelkomen. “
De olie in de lampen is dat verlangen, dat uitkijken naar God. Het is als het ware een antenne die we uitgetrokken houden om signalen van ‘de andere zijde’ op te vangen. Met alles wat dat inhoudt aan viering èn het ethische appèl van de liefde. Deze olie kan echter op geraken. We moeten de ‘voorraad’ steeds aanvullen. Zo niet gaat de deur voor ons op slot. Het verlangen vraagt erom gecultiveerd te worden. Zo niet zal de lamp doven. En komen we te laat als de bruidegom ons verrast met zijn komst.
Frans Van Looveren.
7. Choral | 7. Koraal |
Gloria sei dir gesungen Mit Menschen- und englischen Zungen, Mit Harfen und mit Zimbeln schon. Von zwölf Perlen sind die Pforten, An deiner Stadt sind wir Konsorten Der Engel hoch um deinen Thron. Kein Aug hat je gespürt, Kein Ohr hat je gehört Solche Freude. Des sind wir froh, Io, io! Ewig in dulci jubilo. | ‘Gloria’ zij u gezongen met mensen- en met englentongen met snarenspel en cymbeltoon. Paarlen zijn der poorten bogen, in uwe stad zo opgetogen, met englen dansen we om uw troon. Geen oog heeft ooit vermoed, geen oor heeft ooit gehoord zulk een vreugde. Blij zingen wij, Io, io, Altijd ‘in dulci jubilo’. |
Het met violen versierde 2de couplet uit cantate BW 140 (d.w.z. de toonzetting van het vers “Sion hoort de wachters zingen…”) heeft Bach later omgewerkt tot een orgeltrio en uitgegeven als één van de ‘Sechs Choräle von verschiedener Art (gegraveerd door en uitgegeven bij J.G. Schübler). Ton Koopman bespeelt het Silbermann-orgel (1710/1714) St.Marien in Freiberg.
- Meer achtergrondinfo over de cantate ‘Wachet auf’: https://bach.wursten.be/cantatas/bwv140.htm
- De hele cantate in de uitvoering van het Amsterdams barokorkest en koor olv Ton Koopman (Grote Kerk Naarden, 1997) vindt u op youtube: https://www.youtube.com/watch?v=QIHFfuzKYPI