Goede Vrijdag

Wie Goede Vrijdag zegt, denkt aan Bach’s Matheuspassie. En ook al wordt die niet meer kerkelijk-liturgisch uitgevoerd zoals in de tijd van Bach, toch hoort deze muziek voor velen – in en buiten de kerk – wel degelijk bij hun eigen liturgie van de Goede Week. Omdat we nu echter allemaal ‘in ons kot’ moeten blijven is ook deze vorm van vieren niet meer mogelijk. Naar een CD luisteren, of TV kijken is toch iets anders. Om toch een beetje in de sfeer te komen, staan we vandaag stil bij een cruciale passage uit de Passie : De verloochening van Jezus door Petrus, gevolgd door de aria: Erbarme dich…. Een cruciale aria in de opbouw van de Mattheüspassie, en ook voor veel luisteraars een hoogtepunt, deze roep vanuit de diepte: een momentum.

Maar eerst een koraal. Christus die in het openingskoor reeds is aangeduid als het ‘lam Gods’ mag in het begin van de Passie ook nog even onze Herder zijn…

Erkenne mich, mein Hüter,
Mein Hirte, nimm mich an!
Von dir, Quell aller Güter,
Ist mir viel Guts getan.
Dein Mund hat mich gelabet
Mit Milch und süßer Kost,
Dein Geist hat mich begabet
Mit mancher Himmelslust.
Houd gij mij in uw hoede,
Gij die uw schapen telt,
o bron van al het goede,
waaruit mijn leven welt.
Gij die mijn ziel wilt laven
met liefelijke spijs
Gij overstelpt met gaven
tot in het paradijs
tekst Paul Gerhardt, vertaling J.W. Schulte Nordholt

Petrus

Matheüs schildert ons Jezus als een lucide Joodse rabbi, die tegelijk bijzonder gevoelig is voor het lot van de mensen die hij tegenkomt. Hij oordeelt niet, maar praat ook niets goed. Hij neemt de mensen zoals ze zijn, en probeert door zijn persoonlijke inzet ze verder (of opnieuw ) op weg te helpen. Eerst wordt hij op handen gedragen, maar hoe verder hij vordert op z’n weg, hoe groter de weerstand wordt. ‘The powers that be‘ worden nerveus van zoveel onvoorwaardelijke medemenselijkheid. Ze proberen hem het zwijgen op te leggen. En als hij voor zijn talloze volgers niet genoeg spektakel biedt nadat hij door hen als een held is ingehaald, begint zijn populariteit snel te tanen. Na de vele thumbs-up volgt de desinteresse. Straks gaan diezelfde duimen massaal naar beneden: Heden Hosanna, morgen kruisigt hem. Je leeft beter niet van de gunst van het publiek.
Maar dan is er nog Simon Petrus, de ‘rots’ had Jezus hem genoemd. Op hem kun je de kerk bouwen: Al zouden allen u verlaten, ik niet ! En hij meende het. Hij zou – als het moest – voor Jezus door het vuur gaan. Enfin, u kent het verhaal….

Petrus’ verloochening

Hij niet
hij zal de meester niet verlaten
op hem kan Jezus bouwen
zijn trouw gaat tot de dood

maar dan
een vrouwenstem
het wijzen van een vinger:
ook hij hoort bij die mens
daarbinnen voor de rechter

en al zijn overmoed is weg
hij krimpt ineen
tot de ontkenning van zichzelf
ontkenning van zijn liefde
en loochent dat hij Jezus kent

Zo diep de nacht
maar reeds ontwaakt de haan
en kraait en kraait –
zo diep in de nacht
maar Jezus zoekt zijn blik
en kijkt hem aan:
licht dat naar binnen slaat
waarin hij wordt gekend
zichzelve kent:
ten dode toe beschaamd
doch totterdood bemind

            Inge Lievaart, uit: Een stem van heel dichtbij (1990)

Erbarme dich

Inderdaad: Dan komt de aria ‘Erbarme dich’. Maar ik zet hier de handeling toch even stil. Hoe komt Bach erbij om die aria hier in te lassen? Mattheüs meldt enkel dat Petrus naar buiten ging en ‘bitter weende’. Er zijn enkel tranen, het duister van zijn ziel…
Alhoewel: lees nog eens het slot van het gedicht van Inge Lievaart dat ik hierboven citeerde.

diep is de nacht
maar Jezus zoekt zijn blik
en kijkt hem aan:
licht dat naar binnen slaat
waarin hij wordt gekend
zichzelve kent:
ten dode toe beschaamd
doch totterdood bemind

Die blik, waarover u enkel bij Lukas kunt lezen, is Petrus’ redding. Een wetende, maar tegelijk liefdevolle blik. Hij is doorzien, doorgrond, gekend, maar niet verworpen. Uit de diepte van zijn ziel, de profundis, welt nu de oerkreet op: Heer ontferm u, miserere mei, kyrie eleison.

De vrouwelijke ziel en de zingende viool

De ziel is vrouweljk en dus wordt de vertolking van deze hartekreet aan een vrouwenstem toevertrouwd (zoals in al Bach’s cantates). En dankzij de toonzetting van Bach krijgt de roep van Petrus een universele klank. De muziek vertolkt de pijn van de mens die op z’n grenzen stuit, die zichzelf tegenkomt, genadeloos. Die vastloopt, niet verder kan, maar toch verder moet, met z’n fouten, tekortkomingen, met z’n pijn. En het wonder geschiedt: terwijl de klacht wordt geuit, stroomt het mededogen en de vergeving je al van overzijde tegemoet. Je zingt de smart uit, en wordt al zingende vertroost… want, wanneer ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart en Hij weet alle dingen! (1 Johannes 3,20). In onderstaand fragment (uit de documentaire over het leven van J.S. Bach) raakt J.E. Gardiner aan dit mysterie, als hij erop wijst dat het geheim van deze aria misschien wel hierin ligt, dat het ‘allemaal al gezegd is’ nog voordat de zangeres een noot heeft gezongen: Het is de viool die spreekt… (de video is ook ondertiteld in het Nederlands).

De tekst is zeer elementair, maar – gezien het overwicht van de muziek – eigenlijk niet essentieel. Je moet de oerkreet vanuit de diepte wel articuleren, anders is ze niet zingbaar, maar niet de woorden, maar het roepen zelf is waarom het gaat: Erbarme dich. De tekst is hier eigenlijk een klankband om die onuitsprekelijke klacht toch stem te geven. Wilt u de hele aria beluisteren, dan raad ik aan om niet naar een zanger (of zangeres) te kijken. maar om uw ogen dicht te doen, en te luisteren. Immers wie z’n lichamelijke ogen sluit, opent de ogen van zijn ziel, zodat de genade kan binnenstromen. Wat ook kan, als u toch uw ogen open wilt houden, is naar een schilderij kijken…

Dimitri Sinkovsky & La Voce Strumentale. De afbeelding is een détail van de ‘Kruisiging’ van (of naar) Rogier Van der Weyden (Prado-Madrid).

Memlinc

Ernstig en eenzaam staat
Tussen de holten van
Hemel en aarde de man
Die Gods woorden verstaat,

Antwoord weet, maar nog zwijgt
Zo lang de vraag nog klinkt,
Wacht tot de wereld verzinkt
En een ster de zon overstijgt.

Hong’rend naar eeuwigheid
Brak hij zijn leven als brood,
Proefde in dit voedsel de dood,
Deed afstand, en houdt zich bereid.

Luisterend, zwijgend, en in
Vroomheid bereid: voorwaar,
Dit is geen einde nog, maar
Een voorgoed begonnen begin.

Martinus Nijhoff uit Vormen (1924)

Epiloog

Genoeg gemediteerd. Het leven gaat door, ook in tijden van crisis. En wij mensen proberen er het beste van te maken. Dat klinkt plat maar dat hoeft het niet te zijn. Uit iets negatiefs, iets goeds proberen te maken, dat lijkt me niet het slechtste wat je in donkere tijden kunt doen. Zo ontstaan er in tijden van nationale ophokplicht ontroerende initiatieven om uit dat hok te ontsnappen en contact te zoeken met andere mensen. Shunske Sato, de eerste violist van het orkest van de Nederlandse Bachvereniging (die normaal nu een druk programma zou spelen) ontsnapt uit z’n kot door zichzelf in zes muzikanten op te splisen, elk in hun eigen hok, om samen ‘Erbarme dich’ te kunnen spelen. Muziek verbindt, over muren en grenzen heen. En God doet dat ook, zelfs over de grens van de dood heen. Moge zijn vrede, die alle verstand te boven gaat uw harten en zinnen bewaren van nu aan toe in eeuwigheid.

Tot de volgende bezinning/viering (Paasavond, Stille zaterdag om 21u00).

tekst: Dick Wursten
met dank aan Frans Van Looveren en Gretel Beyers (die mij attendeerden op respectievelijk Dimitri Sinkovksy en Shunske Sato)

Palmzondag

In het voorjaar van het jaar 30 (of daaromtrent) is rabbi Jezus populairder dan ooit, zeker nadat de mare is verspreid dat hij een dode zou hebben opgewekt. Het volk is er inmiddels zeker van: Dit is de nieuwe koning, de zoon van David, door God gestuurd om die vermaledijde Romeinen eens en voorgoed het land uit te drijven en het koninkrijk van Israel te herstellen. En als men in Jeruzalem verneemt, dat Jezus met zijn volgelingen op weg is naar de stad om het Paasfeest (Pascha, Pesach) te vieren, weet iedereen het plots zeker: Dit is het moment! Nu gaat het gebeuren, nu! Vanuit de stad stromen de mensen hem tegemoet. Ze zwaaien met palmtakken, spreiden hun mantels op de grond, rollen de rode loper voor hem uit, en zingen: ‘Hosanna, gezegend hij die komt in de Naam van de Heer, Hosanna in den hoge’ (Psalm 118).

Maar wonderlijk. Het voorwerp van al dit enthousiasme ondergaat het meer dan dat hij ervan geniet. Waarom staat hij niet recht, waarom steekt hij zijn handen niet in de hoogte? Waarom houdt hij geen vlammende toespraak? Waarom zwijgt hij? Het antwoord is simpel, en diep:

‘Wat zij toejuichen is de Christus niet;
en wat Christus is juichen zij niet toe’.

Lied van het offer

naar Johannes 12:20-25

Stad van jubel, stad van feest,
tempelstad, uw offers, uw gebeden,
onvolkomen zijn ze, zoek uw vrede
toch in Hem die heel maakt en geneest.

Stad vol poorten naar rondom,
waar uw zonen zingend binnenstromen,
zie uw priester tot zijn roeping komen,
zie het Lam dat naar het altaar komt.

Zij die vragen Hem te zien,
weten zij tot Wie zij zijn genaderd?
Al zijn heerlijkheid heeft Hij genadig
afgelegd, Hij is een knecht die dient.

Want indien het graan niet sterft
wordt het niet tot vrucht vermenigvuldigd.
Wie zijn leven vasthoudt is het schuldig:
Zie de mens, verdreven van Gods erf.

Stad, gegrond op heilgebod,
zie uw vloek wordt uit u weggezonden,
zie de priester zelf draagt al uw zonden,
Hij verbloedt en maakt u vol van God.

Inge Lievaart, Woord & Antwoord (Callenbach, Nijkerk, 1971)

Ik weet het, een gedicht moet je niet uitleggen. Dus dat ga ik ook niet doen. Maar onder de titel staat een tip: ‘naar Johannes 12:20-25’. Als je dat opzoekt, dan ben je getuige van een ontmoeting tussen Jezus en enkele buitenlandse volgers, uitlopend op een gesprek zoals je alleen in het Johannes-evangelie kunt vinden. Jezus bevestigt eerst dat zijn moment de gloire inderdaad is aangebroken, maar in de volgende zin wijst hij hen (ons) erop dat dat wel eens heel anders kan uitvallen dan zij verwachten. Hij zal verheerlijkt worden, zeker, maar niet door de macht te grijpen, maar door zijn leven uit handen te geven:

“Indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
blijft hij alleen met zichzelf, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht.
Wie zich aan zijn leven vastklampt, die zal het verliezen,
maar wie zijn leven loslaat, die behoudt het voor eeuwig.”

Op het toppunt van zijn macht, op Palmpasen, toen hij met een knip van z’n vinger een revolutie had kunnen veroorzaken, koos hij ervoor om zijn macht niet te gebruiken om de mensen te geven wat ze wilden, maar wat ze nodig hadden: niet door de zoveelste machtsgreep, maar door een ‘geste’ te doen, die nog niemand hem had voorgedaan: Hij zag af van de macht die hem werd aangeboden, omdat het geheim van het echte leven niet zit in wat je ‘grijpen kunt’ maar in wat je ‘geven durft’.

Moge de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus, onze Heer.

Ds. Dick Wursten